Oef, Amaat
Vyncke laat me eindelijk wat op adem komen. Bijna een jaar lang kwam hij
dagelijks op bezoek, dagelijks een uurtje of langer mijn aandacht opeisen. Deze
voormiddag hadden we immers in Loppem de uitreiking van de Ratte Vynckeprijs
aan Liliane Devooght voor haar inspanningen voor de wezen in Ruanda en Burundi,
dus ongeveer de streek waar Vyncke zelf werkzaam was. Brecht Vermeulen, nieuwe
volksvertegenwoordiger voor N-VA en oud-student van het Klein Seminarie was
onze eregast. Deze namiddag was de laatste dag van de tentoonstelling in het
gemeentehuis.
Deze tentoonstelling 'Zedelgems Kuifje in Congo' liep gedurende
een maand, aansluitend op de voorstelling van mijn boek 'Amaat Vyncke
(1850-1888), Zedelgems zoeaaf, blauwvoet-studentenleider en Witte Pater'.
Het begon
enkele maanden enkele maanden voor de 125ste verjaardag van zijn overlijden (17
oktober 1888). Amaat 'Ratte' Vyncke is de meest memorabele Zedelgemnaar die we
ooit gekend hebben en toch was onze gemeentelijke overheid hem bijna vergeten.
Doet dit
etiket u twijfelen ? Laten we dan maar even kijken wat hij presteerde in dit
leven dat eindigde op 38-jarige leeftijd. Hij was amper 17 jaar toen hij zijn
studies onderbrak om twee jaar te dienen als vrijwilliger in het leger van paus
IX en als pauselijk zoeaaf de pauselijke staat te beschermen. Bij zijn
terugkeer bouwde hij in het Klein Seminarie in Roeselare de zoeaven-studentenvereniging
uit die bleef bestaan tot 1960. Hij was ook medeoprichter van de West-Vlaamse
Pauselijke Soldatenmaatschappij. Via deze 'oud-strijdersvereniging' heeft hij leden
opgeroepen om hun leven in dienst te stellen van Witte Paters die naar equatoriaal
Afrika trokken en deze militair te beschermen. Een hachelijk onderneming want de
meeste van die vrijwilligers, denken we maar aan de Tieltse zoeaven D'Hoop, Van
Oost en Loosveldt die allen overleden binnen de twee jaar na hun vertrek
uit Algiers.
Tijdens
zijn priesteropleiding in Brugge, stichtte hij de 'Vlaamse Vlagge', een
studententijdschrift dat tot de jaren dertig een belangrijke rol speelde in
het Vlaamse bewustzijn van de studenten. Toen het publiceren verboden werd door
de bisschop, werd de Swyghende Eede opgericht die later zijn 'Brieven van een
Vlaamse missionaris' uitgaf en zo enorm bijgedragen heeft tot het beeld dat wij
hier hadden over Centraal Afrika eind 19de eeuw.
Hij werd
onderpastoor in Dudzele en toverde de slapende parochie uit tot een centrum met
een bruisend sociaal leven. Vyncke zorgde immers voor de oprichting van de
Cistjes die op hun beurt de basis vormden van de harmonie die vandaag de oudste
nog spelende harmonie is van Brugge. Er kwamen nog enkele andere verenigingen
en hij speelde een cruciale rol in de schoolstrijd : de nieuwe school van
Dudzele kon al openen tegen de dag dat de zogenaamde 'ongelukswet' in voege
trad.
Het bloed
kruipt waar het niet gaan kan. Via zijn engagement om het schuldenprobleem van
zijn ouders op te lossen en met steun van de Witte Paters, kon hij bisschop Faict
overtuigen om zelf naar Afrika te mogen gaan als Witte Pater. Hij wist beter
dan wie ook dat die keuze ook een doodvonnis betekende: die daar ging had
gemiddeld nog een kleine vijf jaar te leven.
Hij kreeg
de gunst om vooraf nog terug te keren om in Rijsel een apostolische school op
te richten en kwam in gezelschap van Charles Faraghit. Charles was als kind
gevangen genomen door slavenhandelaars en daardoor wees geworden maar kwam uiteindelijk
bij de Witte Paters terecht. Hij heeft dan in Malta een opleiding genoten tot dokter-catechist.
Samen met Vyncke speelde hij hier in 1888 in Brussel een rol bij de oprichting van
de Belgische Anti-Slavernijbeweging.