maandag 8 november 2021

Gezelle in context: taal, macht en identiteit (Julien Vermeulen)

De herwerkte uitgave van mijn biografie over Amaat Vyncke is zowat rond. De laatste jaren ging dit gepaard met veel studiewerk en bibliotheekbezoek. Mijn blog lag dus volledig stil. De Guido Gezellekring gaf onlangs een nieuw boek uit ‘Gezelle in context: taal, macht en identiteit’, geschreven door Julien Vermeulen, een erudiet Gezellekenner. Vermeulen schreef ook ‘Guido Gezelle, een vakman in de Kortrijkse binnenstad’ (2015). 

Enkele kritische opmerkingen over dit nieuw werk. Ook hier zal blijken dat nog niet alles gezegd is over de correspondentie tussen Amaat Vyncke en Guido Gezelle en dat er nog heel wat te vertellen valt over de zoeaven.

Zoals ook de titel zegt, bekijkt Julien Vermeulen Gezelle hier in de context van taal, macht en identiteit. Het is een indrukwekkende analyse geworden, grondig gedocumenteerd. Op enkele punten is die visie toch te beperkt omdat de vergelijking vooral gebeurt versus de huidige context. We zien dan Gezelle met een bekrompen tunnelvisie, eenzijdig gericht naar het eigen gelijk, naar de eigen visie van een ideale wereld, met standpunten die we vandaag belachelijk en zelfs schandalig vinden. We gaan dan echter te gemakkelijk voorbij aan het feit dat het soms gaat over standpunten die toen algemeen aanvaard waren binnen de maatschappij waarin Gezelle leefde of die gelijkaardig, en soms zelfs extremer, maar tegengesteld waren binnen de kring van zijn tegenpolen. Die nuance ontbreekt op enkele plaatsen.

Graag wil ik hiervan enkele voorbeelden geven. Bij de analyse van Gezelles gedicht “Het Vlaamse Volk” (1893) wijst Vermeulen naar Gezelles reflectie aan de veertiende-eeuwse Zannekin en zijn revolutionaire Kerels en de metaforen van het zelfbeschikkingsrecht. Het is een beeld dat zeker al twintig jaar populair is binnen de vriendenkring van Gezelle, een beeld dat we vooral aan Hugo Verriest kunnen toeschrijven, aan zijn beroemde toespraak “Eertijds” (1872), die mee aan de basis lag van de blauwvoeterie en de Vlaamse (katholieke) studentenbeweging.

Gezelle was inderdaad een ultramontaan. In die tijd was het ultramontanisme een dominerende strekking bij de katholieken. “’t Jaer 30”, de populaire spreekbuis van het strijdend West-Vlaams ultramontanisme, zag zijn oplage stijgen tot meer dan 2.000, ruim het dubbele van de twee liberale tegenhangers samen en had vooral hoorlezers zodat tot 50.000 personen werden bereikt. In zijn extreme vorm stelde het inderdaad de grondwet ondergeschikt aan het kerkelijk gezag, een visie die niet alleen gedeeld werd door geestelijken zoals gesuggereerd (“Net als andere conservatieve geestelijken ...” p. 351). Concreet vormde dit een ernstig gewetensprobleem voor het afleggen van de grondwettelijke eed, een eed van trouw aan de Belgische, liberale grondwet. Het tijdschrift “La Croix” van de radicaal-ultramontanen trok de toelaatbaarheid van deze eed in twijfel en stuurde zelfs aan op de niet-deelname van de katholieken aan de verkiezingen. In de Syllabus Errorum, bijvoegsel van de encycliek Quanta Cura (1864) en handvest voor het ultramontanisme, noemde de paus zelf het socialisme en het liberalisme dwalingen. Joseph de Hemptinne en architect Jean Bethune die nagenoeg zeker waren van hun verkiezing, hebben zelfs geweigerd om zich kandidaat te stellen op de katholieke lijst.

Vandaag zijn deze geloofsvisies opgelegd door “Rome” inderdaad volledig achterhaald maar we vergeten al te gemakkelijk dat hun opponenten er even radicale visies op na hielden, visies zogezegd steunend op wetenschappelijk bewezen feiten maar die in feite extreem racistische waren en waarvan eveneens al lang bewezen is dat ze flagrant onjuist zijn. Neem nu het voorbeeld van prof. Houzé, als fysisch antropoloog verbonden aan de ULB, liberaal en vrijdenker, iemand waarvan je zou verwachten dat hij toch een zekere kritische ingesteldheid vertoont bij het formuleren van zijn conclusies. Prof. Houzé hield zich o.a. bezig met cranologie, met het meten van schedels grotendeels opgestuurd door de Belgische ontdekkingsreizigers in het toekomstige Kongo. Uit die metingen concludeerde hij dat de zwarte Afrikanen geestelijk op hetzelfde niveau stonden als de Neanderthalers, zelf al was de schedelinhoud van het stamhoofd Lusinga groter dan die van de gemiddelde Europeaan. Hij twijfelt zelfs aan de mogelijkheid van de Centraal-Afrikaanse volkeren tot enige vorm van civilisatie. Volgens Houzé was de lichaamsbouw van de Vlaming gelijkaardig aan die van een Afrikaan en dus plaatste hij de Vlaming ook op dezelfde hoogte als de Neanderthaler1. Hij verklaart zelfs het katholieke stemgedrag (verkiezingen 1884) en de verdediging van de Vlaamse taal door een fysieke en psychische gebrekkigheid. Het is dan ook niet te verwonderen dat Houzé ooit het lijk van ‘Coco’ Amadou, een Senegalese prostituee gestolen heeft uit het mortuarium omdat ze een passende illustratie vormde van zijn theorieën2. Tja, als er vandaag in ons land openlijk kritiek komt op sommige vormen van racisme (meestal terecht) is het dikwijls dezelfde ULB die hier het voortouw in neemt.

Bij de (pauselijke) zoeaven vinden we enkele foutieve beweringen. De stelling dat de naam zou bedacht zijn door aartsbisschop Xavier de Mérode, lijkt me ongeloofwaardig.

1860, de Kerkelijke Staat wordt bedreigt en de ervaren legerleider de Lamoricière wordt opperbevelhebber van de pauselijke troepen. Hij heeft meer soldaten nodig. Het reguliere pauselijke leger wordt aangevuld met vrijwilligers, o.a. het “bataillon des tirailleurs pontificaux franco-belges”, naast bataljons van andere nationaliteiten Oostenrijkers, Ieren (Sint Patricksbataljon), … de Lamoricière was vanaf 1833 in Noord-Afrika opgeklommen tot generaal (1840) bij de Franse zoeaven en had ook hun uniform ontworpen. In Frankrijk is hij minister van oorlog geworden maar hij wordt na de staatsgreep van de latere Napoleon III in 1853 verbannen. In 1860 wordt hij o.a. door de Mérode, die met de Lamoricière heeft samengewerkt in Noord-Afrika, overtuigd om het pauselijk leger te leiden. Het Frans-Belgische tirailleurs-bataljon staat onder leiding van L. de Becdelièvre, die gevochten heeft in de Krimoorlog. Het is daar dat de internationale reputatie van de (Franse) zoeaven gevormd werd. Becdelièvre besliste om zijn eenheid een uniform te geven dat sterk gelijkt op het uniform van de Franse zoeaven zodat ze in de volksmond al vlug de naam pauselijke zoeaven kregen.

Na de nederlaag van Castelfidardo wordt het leger ontbonden en de vrijwilligers naar huis gestuurd. Begin 1861 wordt een nieuw vrijwilligersleger opgericht door samenvoeging van wat er nog rest van vrijwilligers aangevuld met nieuwe vrijwilligers met behoud van het zoeavenuniform en nu officieel met de naam Zuavi Pontifici. Zo zien we op blz. 66 de foto van Pauselijk Zoeaaf Pieter Laigniel, die reeds in 1860 terugkeerde na een kogelwonde. Stricto senso is hij nooit Pauselijk Zoeaaf geweest. In 1866 wordt de Mérode tot aartsbisschop benoemd nadat hij van 1860 tot 1865 (pro)minister van Oorlog is geweest.

Dat Vlamingen geen officier konden worden, klopt niet. Franstaligen van Vlaamse afkomst konden dit wel: Carlos d’Alcantara, Félix de Hemptinne, Ernest Kervin de Volkaersbeke, Charles d’Ursel (+ 1903 in Oostkamp) en Cornelius Rutten waren officier (onderluitenant). Uiteraard weinig in vergelijking met het aantal Brusselaars of het aantal Walen maar niet slecht in vergelijking met Nederland (een zestal officieren maar veel meer vrijwilligers dan Vlaanderen). Er zijn ook enkele West-Vlamingen die een gouden medaille ontvangen hebben: Emiel De Myttenaere van Heule, Lodewijk (Charles Louis) Haegebaert van Aartrijke, Jan Rebry van Izegem en Karel Duyck van Heule. Er zijn veel gewone medailles uitgereikt: alle deelnemers aan de slag van Mentana ontvingen de medaille “Fidei et Vertuti”en zij die 25 jaar later nog in leven waren, ontvingen een medaille “Bene Merenti” ongeacht de persoonlijke prestatie. De overlevende deelnemers van de slag van Castefidardo en van de veldtochten uit die periode ontvingen allen de medaille “Pro Petri Sede”.

Bij de kledij wordt de rode fez vermeld. Waarschijnlijk wordt hier de chechia bedoeld (een rode vilten muts met kwast) maar die was bij de pauselijke zoeaven een zeldzaamheid. De chechia behoorde wel tot de standaarduitrusting van de Franse zoeaven.

De nieuwe vrijwilligers kwamen inderdaad toe in Civita Vecchia maar ik denk dat ze van hier eerst naar Rome trokken (met de trein) om pas vandaar te vertrekken naar de garnizoensplaatsen.

Van het kleengedicht ‘Vincke, Vincke, Vincke…’ heeft Vermeulen jammer genoeg alleen het manuscript maar niet de verstuurde kaart (V…, V…, V… …) gelezen noch de opname in ‘Nagelaten dichtwerk’ (Vyncke, Vyncke, Vyncke …) geraadpleegd. Uit de notities op de verstuurde kaart blijkt dat het slechts gaat over één boek met voorspellingen i.v.m. pausen o.a. Pius IX (Crux de Cruce) en Leo XII (Lumen in caelo).

Dat alles belet niet dat Gezelle-expert Julien Vermeulen een schitterend werk heeft afgeleverd. Guido Gezelle wordt er doorgelicht tot op het bot, zijn denkwereld bepalend voor zijn dichtwerk wordt er minutieus weergegeven. Alleen mogen we niet vergeten dat die oude en verouderde opvattingen toen niet uitzonderlijk waren.

1Couttenier Maarten, Congo tentoongesteld – Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882-1925), co-uitgave acco-KMMA Leuven, 2005

2De Standaard, 17/11/2018



dinsdag 26 maart 2019

27ste Ratte Vynckeprijs voor auteur biografie Amaat Vyncke (1850-1888)






Op zaterdag 27 maart mocht ik de Ratte Vynckeprijs in ontvangst nemen, een initiatief dat ik mee opstartte in 1989, een (bijna) jaarlijkse prijs voor socio-cultureel engagement met aandacht voor de vriendschapsgedachte met andere volkeren en (of) voor initiatieven die het mogelijk maakte om mensen die mindere kansen hadden dan toch die extra kans te bieden om zich volwaardig te ontplooien, geschonken aan een Zedelgemnaar of een Zedelgemse vereniging.

We kozen voor de figuur van Amaat Vyncke. Vyncke had in zijn studentenjaren al blijk gegeven van een engagement waarbij hij zichzelf wegcijferde. Op 17-jarige leeftijd werd hij als enige Zedelgemnaar pauselijke zoeaaf, vrijwilliger in het leger van de paus (in Loppem waren er twee, in Aartrijke vier pauselijke zoeaven). Terug in Vlaanderen bouwde hij de studenten-zoeaven uit in ‘t Klein Seminarie in Roeselare wat samenvallend met de blauwvoeterie en was als priesterstudent de spilfiguur van de uitgave van het studentenblad ‘De Vlaamse Vlagge’. Van zodra de bisschop het toeliet, trad hij toe tot de Witte Paters (de Missionarissen van Afrika) om te  helpen bij de mensen die het op wereldvlak het moeilijkste hadden: zij die in Centraal Afrika achterbleven nadat hun dorp slachtoffer geweest was van een razzia van de slavenhandelaars. Een regio waar je bij aankomst nog gemiddeld zo’n vijf jaar in leven bleef, Amaat Vyncke verbleef er zelfs zes jaar toen hij op achtendertigjarige leeftijd overleed, zijn Torhouts opvolger Leo Marques overleed er na vijf maanden.
Voor zij die de actualiteit wat gevolgd hadden: in de periode dat kpt. E. Storms van de 4de expeditie van de ‘Internationale Afrikaanse Vereniging’ (feitelijk de organisatie van Leopold II) er letterlijk voor zorgde dat enkele weerspannige stamhoofden o.a. Lusinga, hun hoofd verloren en dat dit dan opgestuurd werd naar Brussel, was Vyncke gestart met de eerste pokkenvaccinatie in Centraal Afrika.

Dit alles kun je lezen in de biografie (193 blz.) die ik schreef over Vyncke. Enkele honderden exemplaren zijn de deur al uit. Indien interesse voor een gesigneerd exemplaar, stuur me een mailtje (jefbogaert@gmail.com). 

Het is om deze publicatie en om mijn herhaalde inspanningen om de gemeentelijke meerderheid op hun verantwoordelijkheid te wijzen, de nieuwste gemeentehuis staat immers gedeeltelijk op de grond van het geboortehuis van Amaat Vyncke, dat ik tot laureaat verkozen ben.
Bedankt in ieder geval voor de prijs, voor de fijne avond en de vele felicitaties van gewone mensen over Witte Paters die tientallen jaren in Zaire geweest hadden, tot politiek verantwoordelijken die er al een studiedag van mandatarissen hadden opzitten. Dank ook aan die vele bestuursleden van VU-en N-VA die meegewerkt hebben van de prijsuitreiking steeds topactiviteit gemaakt hebben. De prijs zal integraal gebruikt worden om de kosten van bijkomend onderzoek te financieren. 

Tot slot twee citaten in dit verband, samen met eentje uit Vyncke’s brieven*.
– Proficiat dat jij het bent dit jaar. Je hebt de microbe van hem opgedaan, en dan, in plaats van ziek te worden leef je dubbel (L.L.)
– Ik stuur u volgende week (een klein boekje) op als een klein geschenkje en als waardering voor het werk dat U voor Vyncke doet. Zijn herinnering wordt terecht levendig gehouden. ‘Negers’ waren immers verre van onbeschaafd. Denken de ‘witten’ soms dat de Afrikaanse moeders geen moedergevoel hadden en zin voor rechtvaardigheid (D.VG)

Het spreekwoord en de fabel van den uil met zijne jongskes zeggen beide: “mijn kind, schoon kind;” misschien zal er in deze mijne beoordeeling over de negers, ook iets alzoo kunnen gevonden worden; misschien zal men wat overdreventheid willen zien in de gunstige beschrijving der hoedanigheden van deze onze zwarte evennaasten, uit liefde tot dewelke ik de witte menschen verlaten heb, maar toch meen ik te mogen zeggen en verzekeren, als inleiding, dat de negers van deze gewesten op verre naar zoo wild en zoo onbeschaafd niet zijn als vele menschen, die de zoogezegde beschaafde landen bevolken. Zij hebben, wel is waar, slechte hoedanigheden benevens de goede, maar wie van ons heeft er geene? (A.Vyncke)


* Deze brief is opgenomen in de 'Brieven van Vlaamsche missionaris', deze brief is een transcriptie van E. Demonie die hier in Vlaanderen de eerste uitgave heeft verzorgd.

donderdag 29 november 2018

Vyncke in de Gazette van Brugge (1881)




De brieven van Amaat Vyncke (1850-1888) waren bepalend voor de beeldvorming over Afrika hier in de regio. Dit is vooral te danken aan het feit dat heel veel van zijn brieven gepubliceerd werden in de Gazette van Brugge. Dit was het voornaamste Nederlandstalige opinieblad in Brugge, eigendom van jonkheer Léon van Ockerhout, Brugs gemeenteraadslid (1872-1919) en senator (1874-1878 en 1879- 1912). De brieven werden gebundeld en in boekvorm uitgegeven. De eerste reeks (Algeriën) van de ‘Brieven van eenen Vlaamschen Missionaris in Midden-Africa’ door den Eerweerden Pater Ameet Vyncke werden in 1885 uitgegeven bij Karel Beyaert-Storie, Brugge. Het verzamelen van deze brieven gebeurde door priester Emiel Demonie, lid van de Swighenden Eede, die ook het voorwoord schrijft: hier lezen we dat de brieven die Vyncke schreef naar zijn vrienden, de Cistjes (het Genootschap van Sint-Franciscus Xaverius, in Dudezele opgericht door medepastoor Vyncke) gepubliceerd werden in de Gazette van Brugge.

Amaat Vyncke vond het gebruik van de moedertaal heel belangrijk: hij schreef zijn brieven zoveel mogelijk in zijn dialect en zelfs als missionaris in het latere Congo pleitte hij consequent voor het gebruik van de volkstaal i.p.v. het shwahili. Bij de bundeling echter wou men, letterlijk, een breder publiek bereiken en dus werd de taal enigszins aangepast. Bij wijze van voorbeeld heb ik een brief vanuit zijn noviciaat (in Maisson-Carrée bij Algiers) weergegeven in de versie van de Gazette van Brugge en weergegeven welke aanpassingen er gebeurd zijn door E.H. Demonie voor de boekbundeling (p.30-36). De spellingsaanpassingen waarbij de ‘ae’ van de Gazette van Brugge steeds omgezet wordt tot ‘aa’ en de ‘y’ tot ‘ij’ heb ik niet gemarkeerd. Heel waarschijnlijk had Vyncke ook reeds ‘aan’ en ‘ij’ gebruikt zoals te zien in de nog bestaande brieven uit dezelfde periode, o.a. zijn brief aan Guido Gezelle van 18 juli (hooimaand) 1881 en latere brieven.

In 1898 worden de brieven van Vyncke als ‘Nieuwe uitgave’ uitgegeven door J. De Meester, Roeselare met een inleiding door kanunnik J. Muyldermans waarmee Vyncke ooit samengewerkt had voor ‘De Vlaamse Vlagge’. Deze uitgave volgt vrij strikt de eerste uitgave maar met een verklaring van sommige termen die tot het West-Vlaams behoren (gildig, lacheding, een bakte, meulenaar, krabbe (druiven), musschesschuwen) maar die nog tot onze streektaal behoren of op zijn minst nog begrepen worden. Daarom zijn er slechts enkele verwijzingen gebeurd naar deze uitgave.

In 1927 verscheen een nieuwe, samenvattende uitgave : Missieleven in Afrika. Uit de brieven van den west-vlaamschen missionaris Ameet Vyncke der witte paters 1850-1852[sic], met een voorwoord van E. DEMONIE, Leuven, Xaveriana. Veel van de brieven zijn hier slechts fragmentarisch opgenomen en daarom heb ik geen vergelijking gemaakt met dit werk.




Gazette van Brugge 10/9/1881 pagina 3 van 4

Briefwisseling uit Afrika.1

Maison-Carrée, by Algiers,
O. L. V. half oest 1881.

Goede Vrienden,

Laetstmael schreef ik u eenige inlichtingen aengaende onze afrikaensche boerderie, en ‘k beloofde van er nog wat tydingen by te voegen met gelegenheid : eenen rustdag waernemende, kom ik myne belofte voldoen.

En eerste van al moet ik u zeggen dat wy hier opregt in een “open hofwoonen2 ; er is nog muer3 rond, noch hage, noch hekken, noch balie, noch niets dat voor afsluitinge kan dienen4. Alleenlyk langs der noordkant, zooals ik gezeid hebbe, ligt5 de middelandsche zee ; en langs den westkant een soorte6 van beke, den Harrach genoemd dat wilt zeggen de oneffene, omdat de grond geheel in keitjes ligt, waer er nu haest geen water instaet, by zooverre dat wy7 er door gaen met ‘t water tot boven de knien8, maer ‘s winters, als de regenstroomen van de bergen , is zy wel nen meter of tiene diepe, en aen de groote brugge van Maison-Carrée, op het dorp, wel 25 à 30 meters wyd. Langs den kant van de zee staen er nog oude versterkingen9, die daer gebouwd wierden over een goed 300 jaer, als Keizer Karel10 zaliger onze machtige Gentenare kwam vechten tegen de Turken en tegen de Algiersche zeeschuimers11 ; ‘t Was hier, in onze duinen, dat zyn leger, waer er zeker ook veel Vlamingen in waren, aen land kwam met groote macht van krygsvolk en wpens ; maar de onderneming en gelukte niet wel12, en Keizer Karel moest weerkeeren13 zonder Algiers te kunnen innemen en zonder te Turken te kunnen overmannen.
God geve dat onze onderneminge, die wy hier, Missionnarissen14, voor de bekeering der arme ongeloovigen van Afrika aengaan, eenen beteren uitslag moge hebben en dat zy moge eindigen door de volledige verspreiding van ‘t Geleove15 en de zegeprael van het kruise op de Halve Mane16 der Turken ! Daertoe zult gy allen, vrienden, een handje toesteken, door uwe gebeden en uwe goede werken…17

Maer, laet ons weerekeeren naer onze hofstede, en ze beschouwen langs de twee andere kanten. Daer hebben wy18, in ‘t Westen en in ‘t Zuiden, niet anders als bergen en dalen, met wyngaerden en allerhande fruitbomen beplant, en in de verte eenen hoogen19 bergketen die ons afscheidt van de zandstreken, of te dorre zandwoestynen, van het onderzonsche diep. “ De twee eerste heuvels langs den zuidkant zyn de onze, en daer groeien onze goe20 druiven, waervan wy ieder maeltyd, drie keers21 daegs, ‘s nuchtens, ‘t noens en ‘s navonds, een goed proevertje doen. ‘t Is jammer dat de plage hier ook al een beetje ini s, den oegst en is zoo goed niet als andere jaren, maer toch nog al fatsoenlyk22.

De uitgestrektheid van onze wyngaerds is alzoo tot omtrent23 tegen de plaetse van Maison-Carrée, omtrent24 een kwartje verre en op eene breedte van omtrent de 20 minuten tot eene halve ure, peis ik. Daer loopt eene strate door, een soorte van keiweg25, en verschillige andere wegels, en voor alle verweer staet er daer op het einde van den eigendom, aen ieder weg een stake met een plankske met :
“Verboden ingang, “26 noch min noch meer. En is dat, al uwe beschuttinge langs dien kant ? Zult gy misschien vragen. De dieven, die in Afrika, zoowel als elders, niet al te dinne gezaeid zyn27, zouden zeker beleefd hun mutse afdoen voor dat plankske, bezonderlyk als ze ongeletterd zyn, en daer staen wachten al Onze Vader lezen, gelyk voor een kapelleke, tot dat al de druiven afgedaen zyn en ingehaeld om te persen?
Ja maer, neen ! ‘t is daermeê niet al : achter dat plankske staen er een reke wakers, een soorte van garde-chassen of beter garde druiven28, min of meer gelykende aen musscheschuwen die ze somwylen te Dudzeele op de terwestukken ztten, ‘t is zyn gasten van hier uit de bergen, met een geweere gewapend, dat niet gelaen is, en nen stok, en ze staen alzoo met een stuk of zessen29 over dag en over nacht, malkaer opvolgende en ronduit rondom den wyngaerd wandelende, lyk de wachten rond eene versterkte stad. Z’ hebben elk een kotje van riet, waer hun eten en drinken berustende is, want z’en lossen malkaer niet af alle paer uren lyk by de soldaten, ‘t is voor geheel den dag of voor geheel30 den nacht in eenen trek. Van tyd tot tyd gaet de toeziener van den wyngaerd rond, om te zien als de wakers zelve niet te vele de druiven kuischen, en hy schiet somwylen ne keer om te gebaren dat al de wachten gelaen31 zyn. ‘t Gebeurt nog al dat ze dieven stekken: over jaer hadden ze ne keer32 twee fransche soldaten geknipt die aen ‘t peuzelen zaten, en ‘t was geen doen aen33, lief of leed, ze moesten meê, ze wilden drinkgeld geven of hun verweeren, ‘t en kost altegare niet helpen, want de makers34 waren met vieren gelyk er opgevallen35. Ze brogten ze alzoo36 naer ‘t klooster, tusschen de stokken, en daer moesten ze, op hun knien, vergiffenisse vragen aen den Oversten, die hem haast niet en kon inhouden van lachen als hy geheel die gewapende betooging37 aenschouwde. Over eenige dagen zag ik nog eenen jongen druivendief by de krage van zyn hemde binnengeleid (hy en had geen kazakke, die duts) en hy kreef een ferme ranselinge om het stof uit zynen broek te kloppen.

Het spreekt van zelfs dat de garde-druiven wat drinkgeld krygen voor ieder vangste, en ‘t is geheel raer dat er dieven zyn die tot tweemael toe zouden gepakt worden, want ze waten wel dat het geen kinderspel en is. Den eersten keer krygen ze nog algauwe de absolutie38, maer als het andermael gebeurt, dan moeten ze naer den burgemeester, en dat is geen lachedingen meer. Onze meier, of burgemeester van Maison Carrée, dat is een braef mensch, een Hollander van geboorte, geen geus; en hy en doet niet zooals sommige burgemeesters van ‘t Noorden van Brugge, die de stille en braven menschen, en de muziekanten van andere parochien, zouden willen wegjagen en hun processen aendoen, voor zoogezeide overtreding van artikel 16 van het politiereglement39 ; als de zake is en reden van processen te maken40, hy en zal er ook niet laten effenklappen en alzoo het kwaed ongestraft laten, maer hy is voor het regt, nu als er druivedieven moeten compareeren41, niet voor een krabbe of twee af te trekken, maer by voorbeeld voor geheele manden te stelen, zegt dat hun bakte gemalen wordt, al is ‘t dat hy geen meulenaere is. – Maer de brave man heeft gelyk ook, want anders zouden ze hier ermeê doen gelyk of ze in Vlaenderen overal moeten doen waer er geuzen aen ‘t hoofd zyn, ze zoûn ze, als ‘t kiezinge is, naer de mane znden om er een beetje te rusten. Hier in ons gesticht alleene42 zyn er ten minsten in de 40 kiezers (volgens het algemeen stemregt van Vrankryk43), en alzoo kunnen ze nog al nen duw doen in de kiezinge.

Maer ‘k ben weêrom44 wat afgeweken van de hofsteê45 ; dat zal u toch doen verstaen, lieve vrienden, dat wy toch niet geheel op strate en woonen, al is ‘t dat er geen hagen noch hekkens rond onzen grond staen46. Nevens die wakers van de wyngaerden die ons beveiligen moetn wy nog eene andere reke wachten tellen, de hofhonden, die ten getalle van zesse tot tiene, ook helpen47 den dienst van oppassers verrigten en waervan er byzonderlyk een is, Cerbeer by name, die by nachte geen een levende ziele zou laten naderen ten zy deze die aen het huis toebehooren. Hy heeft er al menige met gescheurde beenen laten al huilen voortloopen, en zelve nog gekwetst geweest in den slag, maer toch nog nooit doodelyk48, wan hy leeft en hy waekt nog : ‘k heb hem daer seffens nog49 hooren bassen.
Als ge nu alzoo binnen de palen van ons grondgebied zyt, ge komt dry of vier hofsteedjes tegen, die aen ‘t klooster pachten en een groot deel van ‘t land gebruiken, en omtrent te midden van ‘t goed, daer staet ons groot gebouw en de groote hofsteê met vele vruchtbaer land er by, waerover ik nog wat zou willen vertellen, maer ‘t zou te lange duren voor dezen keer. ‘k zal het sparen tot later, als ‘t God belieft. De dagen zyn hier zoo lang niet meer als by u, ‘s avonds ten 7 ure is het donker, en ‘s nuchtends ten 5 ure klaer. We gaen vandage50 voor drie dagen op reize, een ure of tiene van hier, ‘k zal daermeê ook nog misschien ‘t een of ‘t andere vernemen om te naeste maend af te schryven. Nu zyn ze hier bezig in den hof met voor den 3de of 4de keer van dit jaer aerdappels te platnen, dat is hier omtrent jaer uit jaer in, altyd nieuwe, deze zullen tegen te Bâmisse omtrent rype zyn. In sommige plaetsen zette ze de scheuten alleene van de groote patatten in den grond (een soorte die in Vlaenderen niet en bestaet) en dat groeit dat het een pleizier is om ziene.51
Om te eindigen voor dezen keer moet ik u nog een woordeke zeggen van de Araben die alhier woonen en die meestal de mahometaenschen of turkschen eeredienst volgenden. ‘t Zouden daer ook geheel boeken vol over te schryven zyn, ‘k wil u alleenlyk nu maer zeggen dat ze nu hier in dezen maand in de turkschen vasten zyn52, dien ze Ramadan heeten. Die vasten begint met en eersten dag van de maene omtrent oestmaend, ‘t was dit jaer den 2 juli, en zal eindigen den 24 dezer. De openinge wordt aengekondigd op het fort van Algiers door 21 kanonschoten, en alle dagen van dien vasten mag geen een Mahometaen, als hy wilt zyne plichten kwyten gelyk het behoort, noch eten noch drinken53, geen bryzel brood noch dreupel water, nutten voor zonnenondergang : geheel den nacht mogen ze hunne schâ inhalen54, en zeker is het dat verre het meestendeel niet anders en doen als brassen en smeeren, geheel den nacht door, om ‘s anderdags wel den vasten te kunnen uitzien, in hun bed. Alle avonde wordt het teeken van ‘t einde van den vasten gegeven door een kanonschote, w’hooren ze hier altyd tusschen 6 ½ en 7, en ‘t is de groote marabout, of opperbaes van de mahometaensche geestelyken, die juiste bepaelt wanneer dat de schote moet afgaen : hy zit daer in zyn kamer, zeggen ze, met nen witten en nen zwarten draed voor hem gespannen. en, zoohaest hy niet meer den een van den anderen kan onderscheiden, welk voor een de witten en wat voor een de zwarten is, hy trekt aen de belle, en de kanonnier, die gereed staet, dopt zyn stuk af, en de vasters, die al gereed staen, geleerd en gespoord, met hun lepels en vorken, vallen aen ‘t werk lyk stoffel op zyn katte55, om hunnen vasten te boeken ! …

Nog al vele aerdigheden56 van dat volk zal ik u later, met Gods gratie, wel uiteendoen, hoop ik. Intusschentyd leest een Onze Vaderke voor hunne bekeering en voor deze die er moeten aen werken.
Vergeet in uwe gebeden niet
uwen toegenegen vriend,
A. V. Afr. miss.


1Brieven van eenen Vlaamschen Missioaris in Midden-Africa, Eerste Reeks: Algerien, p. 30 – 36, Vijfde Brief: Landerijen van Maison Carrée. – De Ramadan.
2woonen > wonen
3muer > muur (de klinker in het dialect is identiek aan die in deur)
4noch balie, noch niets dat voor afsluitinge kan dienen : geschrapt, opvallend is ook de dubbele negatie
5ligt > ligt en zwalpt
6soorte > soort (de toegevoed ‘e’ vinden we bij veel dialectwoorden
7waer er nu haest geen water instaet, by zooverre dat wy : geschrapt
8tot boven de knien > tot aan de knieën (in het dialect hebben we geen dubbele klank, alleen een verlengde ‘ie’)
9oude versterkingen > overblijfsels van oude versterkingen
10(zetfout) ‘met’ werd vergeten
11Turken en tegen de Algiersche zeeschuimers > turkse zeeschuimers van Algiers
12gelukte niet wel > gelukte niet, het versterkende ‘wel’ wodt welgelaten ; zo’n versterkingen zijn typisch voor onze provincie vooral voor het zuiden (Amaats moeder is afkomstig van Lampernisse) en wijst op de angelsaksische invloed op het oerwestvlaams (denken we maar het bekende toevoegsel ‘ennè’ als een soort ‘isn’t it)
13weerkeeren, weerekeren > wederkeren (typische dialectklank)
14die wy hier, Missionnarissen : geschrapt
15‘t Geleove (zetfout) = ‘t Gelove = het Geloof
16De halve maan was oorspronkelijk het symbool van Constantinopel. Toen de stad door islamitische Turken werd veroverd, namen ze het symbool van de halve maan (en ster) over en veranderden het in een islamitische symbool; vooral bekend als Turkse vlag of als oosterse variant van het Rode Kruis.
17Daertoe zult gy allen, vrienden, een handje toesteken, door uwe gebeden en uwe goede werken… : geschrapt
18en ze beschouwen langs de twee andere kanten. Daer hebben wy : geschrapt
19hoogen > hooge (in ons dialect wordt deze eind-n uitgesproken als het om bijvoegelijk naamwoord gaat)
20goe > goede (in ons dialect spreken we alleen de eerste lettergreep uit)
21(drie) keers > (drie) maal (keers = aantal keren)
22maer toch nog al fatsoenlyk : geschrapt, afzwakkende uitdrukking
23De uitgestrektheid van onze wyngaerds is alzoo tot omtrent > Onze wijngaards strekken tot bijna; zinnen met ‘alzoo’ worden aangepast waarbij dit woord niet meer in de nieuwe zin voorkomt.
24omtrent : geschrapt
25eene strate door, een soorte van keiweg > samengetrokken tot ‘een soort van keiweg’
26een plankske met: “Verboden ingang, “ > een planksken genageld met “verboden ingang” daarop
27die in Afrika, zoowel als elders, niet al te dinne gezaeid zyn, : geschrapt
28garde-chassen of beter garde druiven > jachtwakers of beter druivenwakers
29en ze staen alzoo met een stuk of zessen > vijf, zes in getal
30voor geheel : geschrapt
31dat al de wachten gelaen zyn = dus geladen zijn, m.a.w. over een (geladen) geweer beschikken > gelaân
32ne keer > eens
33en ‘t was geen doen aen : geschrapt
34de makers (zetfout) = de wakers
35want de makers waren met vieren gelyk er opgevallen : geschrapt
36Ze brogten ze alzoo > Ze werden (naar het klooster) gebracht
37die gewapende betooging > dit gewapend maakspel
38de absolutie = vergeving, vergiffenis (kerkelijke term)
39Een niet aangevraagd optreden van Vyncke’s Fanfaregilde der Xaverianen in Lissewege (met een liberale burgemeester) kwam voor de politierechtbank van Brugge wegens ‘schending van het burgemeesterrecht’
40als de zake is en reden van processen te maken > als de zaak ernstig is
41compareeren > verschijnen, vermoedelijk gebruikt Vyncke deze franse term zoals hij deze gebruikte in zijn zoeaventijd waar hij ook eens een arrestatie verrichtte.
42alleene > aleen
43Vrankryk > Frankrijk; vermoedelijk staat ook Frankrijk in de originele brief van Vyncke (zoals in latere brieven) maar de term ‘Vrankryk’ vinden we in de kop van de Gazette van Brugge
44weêrom > weêral
45hofsteê > hofstede
46al is ‘t dat er geen hagen noch hekkens rond onzen grond staen : geschrapt
47ten getalle van zesse tot tiene, ook helpen > die wel tien in getal
48maer toch nog nooit doodelyk > niet doodelijk toch
49seffens nog > evelinge (ook bij Muyldermans die deze term uitlegt: eveling, evelings : even, aanstonds)
50vandage > hede
51Nu zyn ze hier bezig in den hof met voor den 3de of 4de keer van dit jaer aerdappels te platnen, dat is hier omtrent jaer uit jaer in, altyd nieuwe, deze zullen tegen te Bâmisse omtrent rype zyn. In sommige plaetsen zette ze de scheuten alleene van de groote patatten in den grond (een soorte die in Vlaenderen niet en bestaet) en dat groeit dat het een pleizier is om ziene. : geschrapt - Bâmisse = baamis, feestdag van Sint-Bavo, op 1 oktober of in ruime zin: de herfsttijd
52nog een woordeke zeggen van de Araben die alhier woonen en die meestal de mahometaenschen of turkschen eeredienst volgenden. ‘t Zouden daer ook geheel boeken vol over te schryven zyn, ‘k wil u alleenlyk nu maer zeggen dat ze nu hier in dezen maand in de turkschen vasten zyn > laat mij zeggen dat de Mohamedanen nu, dezen maand, in hun grooten vasten zijn.
53Mahometaen, als hy wilt zyne plichten kwyten gelyk het behoort, noch eten noch drinken > Modamedaan
54mogen ze hunne schâ inhalen > integendeel halen de meestendeel hunne schade in (ook bij Muyldermans die toelicht, de meestendeel = het merendeel, de meesten)
55lyk stoffel op zyn katte : geschrapt, zeispreuk gebruikt in de westhoek (moeder Vyncke was van Lampernisse), d’rop vlieëg’n lik Stoffel op zyn katte = flink aanpakken
56aerdigheden = eigenaardigheden (eveneens: aerdig = eigenaardig)

donderdag 23 augustus 2018

't Oud Hof, de zoveelste sloop van ons erfgoed.


Op 23 augustus 2018 stond o.a. ‘Openbare werken – Lasten verkaveling Halfuurdreef 28 – beslissing’ op de agenda van de gemeenteraad. Er komen drie koppelwoningen maar over wat er verdwijnt zwijgt men discreet, alsof het zou gaan om een stuk land dat al jaren wacht op bebouwing.

Het betreft de verkaveling van een hoeve in de Halfuurdreef die direct aansluit aan bij de nieuwe verkaveling aan het Ludovicus Vandendriesscheplein, in vogelvlucht op zo’n 200 meter van de boomkwekerij in de Hoogveldstraat waarover in de gemeenteraad al menige keer gediscussieerd werd.

Burgemeester Ludovicus Vandendriessche en landbouwer Jozef Verkeyn, die er bijna heel zijn leven woonde en als eeuweling zoveel keren gelauwerd werd met een receptie aangeboden door de gemeente, zullen zich waarschijnlijk in hungraf omgedraaid hebben toen het schepencollege de beslissing nam om deze hoeve te laten slopen, deze hoeve die één van de mooiste hoeven van Veldegem is.
't Oud Hof, Halfuurdreef 28, Veldegem (foto: Inventaris Onroerend Erfgoed, ©Vlaamse Gemeenschap)


De hoeve werd opgetrokken halfweg de 19de eeuw. Ze draagt de naam ‘t Oud Hof en heeft op de nok van het huis een dakruiter met klok, typisch voor de oude hoeven van onze streek: niemand had een horloge en als de klok geluid werd, was het tijd om terug naar de hoeve te te komen voor de maaltijd. Door deze nieuwe verkaveling verdwijnt de historische context van deze hoeve maar het blijft wel een bouwkundig relict, een vastgesteld bouwkundig erfgoed met belangrijke erfgoedwaarde.

De hoeve behoort tot het ‘vastgesteld bouwkundig erfgoed’ van Zedelgem. Het is inderdaad zo dat het niet meer de dienst onroerend erfgoed is maar het College van Burgemeester en Schepenen dat beslist of dit gebouw al dan niet mag gesloopt worden. Voor een gebouw opgenomen in de ‘vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed’ zijn er hiervoor strikte criteria. Ik heb er ernstig mijn twijfels over dat deze wettelijke bepaling, dit voorjaar gepubliceerd door het Agentschap Onroerend Erfgoed, hier werd nageleefd. Twijfels die versterkt worden door het feit dat de klachten die hierover werden ingediend, nog steeds niet werden beantwoord. Ik heb dan ook gevraagd in de gemeenteraad welke criteria gehanteerd werden voor het toekennen van de sloopvergunning.

Het lijkt er op dat deze meerderheid, nu ze recent zelf de bevoegdheid kreeg om een sloopaanvraag te beoordelen, een grote inspanning doet om in deze legislatuur op iedere deelgemeente minstens één vastgesteld bouwkundig erfgoed met de grond gelijk te maken. Recente voorbeelden zijn het vroegere gemeentehuis van Zedelgem dat moest wijken voor de nieuwe uitbreiding of de Villa Stuivenberghe in Loppem, de directeurswoning dus van de peetvader de aannemers Verhaeghe of in Aartrijke het huis Vandewalle met zijn historische boomgaard en dat samen met de brouwerij De Leeuw en de directeurswoning van de brouwerij een drie-eenheid vormde, een complex waar de gemeente heel veel belastingsgeld in pompte. Deze laatste afbraak zorgt niet alleen voor een sterke waardevermindering van de brouwerij De Leeuw. De nieuwbouw, die er zal komen, zal er in ieder geval problematisch zijn inzake het risico dat er opnieuw waterinsijpeling komt in de archiefruimte, een risico goed gekend was bij ons schepencollege toen er beslist werd om de afbraak toe te staan gezien de vroegere waterinsijpeling en de miserie die dit met zich meebracht.


Oud Gemeentehuis Zedelgem (foto: Inventaris Onroerend Erfgoed, ©Vlaamse Gemeenschap)
Villa Stuivenberghe, Heidelbergstraat 2, Loppem (foto: Inventaris Onroerend Erfgoed, ©Vlaamse Gemeenschap)
Huis Vandewalle, Eernegemsestraat 10, Aartrijke  (foto: Inventaris Onroerend Erfgoed, ©Vlaamse Gemeenschap)

donderdag 9 augustus 2018

Amaat Vyncke, oeps ... weeral vergeten!


Bij de opening van het (vernieuwde) gemeentehuis was er niets te merken van de beloofde aandacht voor Amaat Vyncke. Nochtans is het aangewezen om juist hier Vyncke te gedenken en herdenken: Amaat Vyncke werd in 1850 geboren in de kosterie van Zedelgem, de kosterie die afgesmeten werd om het nieuwe gemeentehuis (versie J. Lievens) te bouwen. Naar gewoonte is men weer is vergeten wat men officieel heeft beloofd en genotuleerd staat in de verslagen van de gemeenteraad.

Als stichtend voorzitter van het Ratte Vyncke Comité, betreur ik dat de Zedelgemse meerderheid, in tegenspraak met hun vroegere beloften, weer eens vergeten is om in het vernieuwde gemeentehuis aandacht te hebben voor Amaat ‘Ratte’ Vyncke, veruit de meest bekende Zedelgemnaar en waarvan de geboortegrond deel uitmaakt van het nieuwe gemeentehuis en -plein.

Ons voorstel om (de uitbreiding van) het gemeentehuis naar Amaat Vyncke te noemen, werd door de meerderheid afgewezen. Er kwam een tegenvoorstel om de toekomstige seniorenappartementen in het Leenhof ‘residentie Amaat Vyncke’ te noemen maar deze belofte werd vergeten al zal, wellicht uit schaamte, de Gezelliaanse handtekening van A. Vyncke in het kunstwerk aldaar komen.

Bij de afbraak van het vroegere gemeentehuis werd zoals beloofd de gedenkplaat van Amaat Vyncke, in 1930 eerst geplaatst in de oude kosterie, t.t.z. het geboortehuis van Amaat Vynck en later in het (nu afgebroken) gemeentehuis, gerecupereerd. Ze zou geïntegreerd worden in het nieuwe gemeentehuis, eventueel als onderdeel van een permanente, wisselende tentoonstelling over de meest bekende Zedelgemnaar. Het nieuwe gemeentehuis en voorplein liggen immers op de grond van diens geboortehuis.

Waarom was Amaat Vyncke zo belangrijk?
Amaat Vyncke (1850-1888) speelde een hoofdrol
in de blauwvoeterie (Vlaamse studentenbeweging),
in de studenten-zouavenbeweging (waar hij als commandant in Roeselare opgevolgd werd o.m. door Renaat Van Elslande, minister van 1960 tot 1980),
in de missionering van Congo (hij was de eerste Belgische missionaris die overleden is in Congo-vrijstaat),
in de tropische geneeskunde (hij voerde de eerste pokkenvaccinatie in het Afrikaanse binnenland uit) en
last but not least in de strijd tegen de internationale slavenhandel (hij ging rechtstreeks in confrontatie met de leiders van de gewapende benden die mensen roofden in zijn missiepost en het voorlezen van zijn getuigenis over de onmenselijke behandeling van deze gevangenen* door mgr. Lavigerie in de Brusselse kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele lagen aan de basis van het feit dat ons land soldaten stuurde naar Congo-Vrijstaat om de slavenhandelaars te bestrijden)
* de gevangen slaven werden bij mekaar gehouden via een ijzerdraad doorheen de oorlel: dit liet toe om een zieke of uitgeputte slaaf, die hierdoor het transport afremde, los te snijden en dood te knuppelen.



Jef Bogaert, stichtend voorzitter Ratte Vyncke Comité
auteur van Amaat Vyncke, Zedelgems zoeaaf, blauwvoet-studentenleider en Witte Pater, Zedelgemse Historische Uitgaven nr.3, Gemeente Zedelgem 2014, 193 blz.


Illustratie uit 'La Traite des Nègres' (ed. 1889) bij het verslag van de razzia op Kibanga, de missiepost van Amaat Vyncke, op 3 en 4 december 1887. Deze razzia, waarbij de streek geplunderd werd en mensen meegevoerd als slaaf, werd uitgevoerd door een huurlingen (Rouga-rouga) onder leiding van Bwana Masoudi, luitenant van Mohammed/Rumaliza. Een gevangen vrouw die weigerde om zich te laten ketenen, werd in koelen bloede met een schot afgemaakt. De historische audenticiteit van dit verhaal werd bevestigd in een publicatie van Marcel Luwel, conservator bij het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren.